Steven Johnson beweert in zijn fascinerende boek met de wat suffe titel Briljante ideeën, hoe kom je erop? (2010) dat vernieuwing niet ergens ‘ver weg’ plaatsvindt, zoals wij geneigd zijn te denken, maar dat er bij vernieuwing altijd sprake is van een ontdekking van de aangrenzende mogelijkheid. Vernieuwing wil zeggen dat je één stap verder gaat dan waar je je bevindt. Dat is waarom wij van werkelijk goede, briljante ideeën vaak zeggen: ‘Dat we daar niet eerder op gekomen zijn!’ Werkelijke vernieuwing ligt voor de hand, en is precies dáárom briljant. Verlichte strepen op de weg bijvoorbeeld; of een snelweg die zichzelf oplaadt met energie door het eroverheen sjezende verkeer.
Vernieuwing vindt dus plaats in de volgende ‘kamer’; we hoeven slechts één deur te openen. Welke deur moeten we openen in het boekenvak? Wat is de volgende kamer die we moeten ontdekken? En wat moeten we daarvoor doen?
Volgens mij zijn er ten aanzien van digitalisering in het boekenvak – het punt waar de vernieuwing aangrijpt, zowel literair-intern (de literatuur zelf), als literair-extern (de wijze van uitgeven, de dragers, de verspreiding, marketing) – drie kernproblemen. Drie kernvragen die werkelijke vernieuwing vooralsnog in de weg staan. Ten eerste is er een gebrek aan up-to-date kennis over literaire vernieuwing; ten tweede is er een tekort aan state-of-the art technische expertise en middelen, en ten derde is er geen zicht op alternatieve verdien- en uitgeefmodellen.
Alle drie big issues, maar geen reden tot wanhoop, want met het formuleren van de problemen zijn tevens drie wegen naar een oplossing geformuleerd. Dit is wat uitgevers, álle betrokkenen in het literaire veld, met ingang van nu zouden moeten doen: spijker je kennis bij over hedendaagse literaire vernieuwing; zorg voor technische expertise en middelen; bedenk nieuwe verdien- en uitgeefmodellen.
© Liesbeth Eugelink