Druppel in de zee

“Toen hij het water raakte was het zo koud dat hij bijkwam en wilde dat ze hem vonden en zouden redden. […] De open oceaan zag er ontzagwekkend uit. Overal rezen toppen op, kapseisden en verdwenen weer, hellingen rolden voorbij. Het was niet te geloven dat het gewoon water was, niet te geloven ook hoe diep het zich onder hem uitstrekte. Zijn worsteling leek een eeuwigheid te duren, voor hij verdoofd en vermoeid raakte en water begon te slikken. Hij dacht aan [zijn zoon] Roy, die niet de kans had gehad om deze doodsangst te voelen, die onmiddellijk dood was geweest. Ongewild braakte hij water en slikte en ademde het weer in en het was als het einde, koud en hard en onnodig en hij wist dat Roy van hem gehouden had en dat dat genoeg had moeten zijn. Hij had alleen niets op tijd begrepen.” (David Vann, Legende van een zelfmoord)

Tijdens een lezing in Amsterdam wees iemand mij op de opvallende parallel tussen deze passage in Legende van een zelfmoord en Johannes van het Kruis. En uit C.B. Zuijderhoudt, Meester Eckharts mystiek in de praktijk haal ik het volgende citaat: “Als men een druppel in de zee zou laten vallen zou de druppel veranderen in de zee en niet de zee in de druppel. Zo vergaat het ook de ziel: als god haar binnenhaalt wordt zij in Hem veranderd, zodat de ziel goddelijk wordt.”

Vann beschrijft het zelfverlies, de destructie van het subject, van het ego, in klassiek mystieke bewoordingen. Want ook in de mystiek is er immers sprake van geweld, wanneer er gesproken wordt over de noodzaak van vernietiging van het zelf, het ego, wil er ruimte komen voor het hogere Zelf dat kan opgaan in God, de natuur, het alles of het niets. Het mystieke pad is niet gedompeld in rozengeur en maneschijn. Vann beschrijft die schaduwzijde van mystiek, het voorstadium, voordat er eenheid en harmonie bereikt wordt.

© Liesbeth Eugelink

Locus Horribilis

Dé literaire ontdekking het afgelopen jaar was voor mij David Vann (1966). Zijn debuutroman, Legende van een zelfmoord (2010), las ik eind 2011. Een meer dan verontustend boek, zeker geen aanrader voor lezers met een zwakke maag. Zijn andere boeken, Caribou Island (gelezen op Sand Dollar Beach, over contrast gesproken!) en Aarde, zijn laatste, doen er nauwelijks voor onder.

Ik kan niet eens zeggen dat Vann mooi schrijft; zijn stijl is eerder ruw en hoekig. En op de structuur van zijn romans is van alles aan te merken. Het zijn geen perfect gladgestreken boeken waar de gevolgde schrijfworkshops vanaf druipen; knap verteld, maar bloedeloos werk. Aan de weerbarstige boeken van de schrijver uit Alaska zie je dat hij zichzelf heeft leren schrijven, en dat het een moeizaam proces is.

In Vanns boeken zie je ook die typisch Amerikaanse natuurbeleving waar ik eerder over schreef (‘Landschap #2’, posted 16-08-2012). Al zijn romans draaien letterlijk om het (bouwen) van een blokhut. Het is de voornaamste handeling in het verhaal, het is de locatie waar de gebeurtenissen zich afspelen, én het is de plek waar het verlangen naar harmonie, drijvende kracht van de personages, zich op focust.

Vann ontleent het beeld van de blokhut natuurlijk aan Henry Thoreaus Walden (1854), dé bijbel van de Amerikaanse natuurbeleving, waarbij de blokhut fungeert als symbool voor een leven in harmonie met de natuur – niet geheel vrij van ironie, als je je realiseert dat Thoreaus blokhut gewoon in iemands achtertuin stond, op vijf kilometer afstand van zijn geboorteplaats. Van ‘Into the wild’ was dus allesbehalve sprake.

Bij Vann verkeert het ideaal van je eigen blokhut geheel in zijn tegendeel. De blokhut, het überromantische symbool van zelfredzaamheid in de vrije natuur, wordt bij hem een locus horribilis, een afschuwelijke plek. Het bouwen van de blokhut mislukt jammerlijk, en leidt, letterlijk, tot moord en doodslag. Die rampzalige gebeurtenissen vinden altijd plaats in familieverband; tussen vader en zoon, tussen man en vrouw, tussen moeder en zoon. De wildernis – een verlaten eiland in Alaska, een verwilderde boomgaard in Californië – fungeert als decor voor die verwikkelingen en zet deze op scherp; zij legt de onderlinge menselijke verhoudingen genadeloos bloot.

De ongerepte natuur is geen plek voor mensen, lijkt Vann te willen zeggen. Waarmee hij, met een typisch Amerikaans beeld, het Amerikaanse gedweep met de wildernis genadeloos om zeep helpt. Die zelfkritiek verleent een merkwaardige spanning aan zijn boeken. Omdat zijn personages, en ook de auteur zelf, zich nooit helemáál los kunnen maken van het verlangen naar een leven in harmonie met de natuur, en met zichzelf.

© Liesbeth Eugelink