Ik wil nog even verder denken over het landschap, omdat het landschap, ‘de natuur’, in de VS van zo’n wezenlijk andere orde lijkt dan in Europa. Om te beginnen zijn de verhoudingen heel anders. Alles is veel groter, en van de weeromstuit ben jij zelf veel kleiner. Dat inzicht wordt je al ingepeperd als je urenlang boven het eindeloze land vliegt. Je denkt dat je er bent als je de Atlantische Oceaan eenmaal overgestoken bent, maar dan zit je pas op de helft, dan moet je nog helemaal van de oost- naar de westkust.
Tijdens het rijden treft de grootsheid van het landschap je nog meer. In Europa blijf je altijd het gevoel houden dat je ergens naartoe rijdt, dat je aankomt. Wat ook zo is. Twee, drie dagen over autobanen tuffen is lang, maar dan ben je wel in Dubrovnik in het uiterst zuidelijke puntje van Kroatië, of in Granada, Zuid-Spanje. Je hebt de grenzen van Europa bereikt, kunt daar overheen. Het is allemaal: behapbaar.
In de VS, dat stukje Californië althans wat ik ervan gezien heb, had ik dat gevoel niet. Eenmaal vertrokken uit San Francisco en rijdend op de Coastal Highway richting het zuiden, wilde ik aanvankelijk meteen rechtsomkeert maken. ‘Wat is dit land ontmoedigend groot. Waar moet ik in godsnaam beginnen met het “begrijpen” ervan?’ Totdat ik me realiseerde dat ik nu eindelijk in de praktijk kon brengen wat ik geleerd heb voor de beeldbuis, kijkend naar Amerikaanse roadmovies: je moet je aan het moment overgeven, aan dat samengebalde punt van rijden en stilstand. Je moet helemaal opgaan in dat beeld van die gele streep op de zinderende grijze weg die zich eindeloos voor je uitstrekt en die tegelijkertijd alleen maar dáár is waar jij bent. Heel veel anders is er niet te doen. Er zijn geen dorpjes, geen steden om de tien, twintig kilometer; geen heuvel, geen bocht, geen informatieborden langs de kant van de weg die vertellen wat je ziet zoals op het Europese vasteland.
Dit lijkt een open deur; iedereen die in Amerika geweest, herkent die ervaring. Maar toch is het een belangrijk inzicht, want het maakt ook duidelijk dat het Sublieme, dat klassieke, en voor de Europese kunst- en natuurbeschouwing oh zo belangrijke begrip, per se een Europese vinding is. In de ervaring van het sublieme gaat het weliswaar ook om de angst voor vernietiging die genot opwekt, maar het is net of daarin toch de menselijke maat gehandhaafd blijft; er is altijd nog een ‘ik’ dat de ‘delightful horor’, zoals de Ierse filosoof Edmund Burke (1729-1797) het sublieme omschreef in zijn Enquiry (1757), kan ervaren. Het sublieme landschap gaat nergens werkelijk je pet te boven. Het Amerikaanse landschap daarentegen gaat voortdurend je pet te boven; het verheft je bestaan niet, het ontkent dat bestaan alleen maar en is daarin uitermate verontrustend.
© Liesbeth Eugelink