Kan de moderne literatuur dienen als vindplaats voor mystiek? Die vraag stelde ik gisteren tijdens een lezing in Rhenen. Volgende passage van Désanne van Brederode, uit het zomerdagboek Barsten (2005), lijkt in ieder geval geval een mooi voorbeeld van mystiek in een alledaagse, niet-religieuze setting. Ze denkt terug aan een zomervakantie met haar ouders in de zomer van 1982, toen ze verbleven in een Engels jachtslot in Sussex. En met name aan het zwembad daar, omgeven door een haag van dennen en beuken:
‘Dan stond je in een vierkante binnentuin in dat ‘woud’ en daar lag, verzonken in fabelachtig gifgroen gras dat helderblauwe, kleine maar diepe bad – rimpelloos. … Het zonlicht dat door die schacht van takken, naalden en gebladerte precies op het water viel, alsof het oppervlak zelf een lamp was, met een vreemde walm erboven waarin stofdeeltjes ronddansten… Een zwemmen waar ik nog steeds geen woorden voor heb. … Waar ik niet bang was voor onweer, voor regen, waar ik al zwemmend en biddend en huiverend en grinnikend het lot tartte; kom maar, weerlicht, kom maar, flitsen, ik ben toch al bij God!’ (p.148-p.151)
Als zoeklicht voor dergelijke passages in de literatuur hanteer ik graag dit mooie citaat van de Franse filosoof Michel de Certeau: ‘Something stirs within the everyday.’ Wanneer je zijn uitspraak in gedachten houdt tijdens het lezen, dan lichten er ineens nieuwe betekenissen op, als stukjes glas op straat waar ineens het zonlicht op valt.
© Liesbeth Eugelink