Afgelopen week op televisie naar aanleiding van het overlijden van de schrijver, de documentaire ‘De gelukkige schizo’ van Jan Louter en Onno Blom over Gerrit Komrij (1944-2012).
Het meest fascinerende gedeelte van de documentaire zit aan het eind, waar Komrij vertelt over Trás-Os-Montes, ‘Over de bergen’, een streek in Noord-Portugal waar Komrij en zijn levenspartner Charles Hofman begin jaren tachtig in een klein dorp een oud landhuis betrekken: ‘Het was een achttiende-eeuws huis met zes, zeven grote kamers aaneengeschakeld waar je op rolschaatsen wel een kwartiertje over deed […]. Wij vonden dat een hele paradijselijke plek, wij dachten: “Daar gaan we in witte gewaden rondlopen en zullen we nooit meer iets van ons laten horen. We zijn verdwenen en opgelost.”’
Aan de droom om te ontsnappen aan het oog van de wereld komt al snel een eind: ‘En ja, dan sluipt de tijd binnen en een andere maatschappij en dan blijken op zo’n plek niet alleen fazanten en pauwen te wonen […], maar ook mensen met wie je te maken krijgt. Dan word je een slachtoffer van je eigen stommiteit en naïeviteit. Want voor die mensen, die arme mensen was die plek, wat een hele dorre plek was, allerminst een paradijs, een idylle.’ [Parafrase door mij.]
De periode lijkt garant te staan voor een desillusie die Komrij nooit helemaal te boven lijkt gekomen. De filmopnames uit die tijd zijn de enige beelden van de documentaire waar hij en zijn partner op lachen, gelukzalig lachen bijna. Een lach die je in de rest van de documentaire bij geen van beiden meer ziet. ‘We hebben het nog een paar jaar volgehouden, maar het paradijs was stuk.’ Zelfs sommige herinneringen aan die periode blijken pijnlijk, zodat de verdrijving uit het paradijs écht definitief is.
Komrij houdt niet van het autobiografische, zo zegt hij ook in deze documentaire. Maar ten aanzien van deze periode wordt je wel benieuwd naar wát er daar precies gebeurd is dat de desillusie zo compleet was. Of in zijn eigen woorden: ‘Het is zo ongeveer de meest buitenissige, maar ook de meest ingrijpende periode in ons leven geweest.’
© Liesbeth Eugelink