Eindelijk #3

Waarom is dit belangrijk?

– Het bijspijkeren van kennis is belangrijk om aansluiting te blijven houden met literaire vernieuwing. Veel daarvan gebeurt momenteel incidenteel (vergelijk het jaarlijkse project ‘Poëzie op het scherm’ van het Nederlands Letterenfonds), of vindt plaats in onzichtbaar blijvende subcultuurtjes op het internet en dringt niet door in mainstream publicaties. Voor uitgevers een gemiste kans om de literatuur te vernieuwen, technisch geïnduceerd als die van oudsher is.

– Het uitbreiden van technische expertise is belangrijk omdat techniek, ook in het boekenvak, steeds belangrijker wordt. Een traditionele uitgevers c.q. redacteursrol volstaat niet meer. Je hebt mensen nodig die én goed zijn in tekst, én goed zijn in nieuwe media, of die in ieder geval in staat zijn om een link te leggen tussen beide domeinen.

– Het laatste punt is belangrijk omdat het traditionele uitgeef c.q. verdienmodel niet langer volstaat. Auteurs worden mondiger; het traditionele auteursrecht wordt uitgehold; uitgevers hebben moeite hun hoofd boven water te houden; de verkoop van e-books vraagt om een andersoortige marketing, enzovoort. Willen alle betrokkenen kunnen blijven verdienen aan scheppend literair werk, dan moeten er gewoonweg andere financieringsmogelijkheden bedacht worden.

Uitgevers kunnen deze vernieuwing niet in hun eentje voltrekken. Alle betrokken partijen moeten er hun aandeel in hun krijgen, ook mensen en organisaties van buiten het vak en uit niet voor de hand liggende sectoren. Want niet concurrentie is het woord van de toekomst, maar samenwerking. ‘De snelste weg tot innovatie is het maken van nieuwe verbindingen,’ zo beweert Steven Johnson óók in zijn boek.

Ik ben er klaar voor. Tijd voor een debat.

© Liesbeth Eugelink

Eindelijk #2

Steven Johnson beweert in zijn fascinerende boek met de wat suffe titel Briljante ideeën, hoe kom je erop? (2010) dat vernieuwing niet ergens ‘ver weg’ plaatsvindt, zoals wij geneigd zijn te denken, maar dat er bij vernieuwing altijd sprake is van een ontdekking van de aangrenzende mogelijkheid. Vernieuwing wil zeggen dat je één stap verder gaat dan waar je je bevindt. Dat is waarom wij van werkelijk goede, briljante ideeën vaak zeggen: ‘Dat we daar niet eerder op gekomen zijn!’ Werkelijke vernieuwing ligt voor de hand, en is precies dáárom briljant. Verlichte strepen op de weg bijvoorbeeld; of een snelweg die zichzelf oplaadt met energie door het eroverheen sjezende verkeer.

Vernieuwing vindt dus plaats in de volgende ‘kamer’; we hoeven slechts één deur te openen. Welke deur moeten we openen in het boekenvak? Wat is de volgende kamer die we moeten ontdekken? En wat moeten we daarvoor doen?

Volgens mij zijn er ten aanzien van digitalisering in het boekenvak – het punt waar de vernieuwing aangrijpt, zowel literair-intern (de literatuur zelf), als literair-extern (de wijze van uitgeven, de dragers, de verspreiding, marketing) – drie kernproblemen. Drie kernvragen die werkelijke vernieuwing vooralsnog in de weg staan. Ten eerste is er een gebrek aan up-to-date kennis over literaire vernieuwing; ten tweede is er een tekort aan state-of-the art technische expertise en middelen, en ten derde is er geen zicht op alternatieve verdien- en uitgeefmodellen.

Alle drie big issues, maar geen reden tot wanhoop, want met het formuleren van de problemen zijn tevens drie wegen naar een oplossing geformuleerd. Dit is wat uitgevers, álle betrokkenen in het literaire veld, met ingang van nu zouden moeten doen: spijker je kennis bij over hedendaagse literaire vernieuwing; zorg voor technische expertise en middelen; bedenk nieuwe verdien- en uitgeefmodellen.

© Liesbeth Eugelink

Eindelijk #1

Het optimistische artikel ‘Eindelijk gebeurt er iets in het boekenvak’ van Mizzi van der Pluijm (de Volkskrant, 26 januari 2013) siert de uitgever. Met haar positieve beweringen ‘Digitalisering is volgens mij eerder verkoopbevorderend dan nadelig’ en ‘Eindelijk mogen we ons vak weer eens opnieuw uitvinden’ is de directeur van Uitgeverij Contact een van de weinige Nederlandse uitgevers die zich serieus buigt over de mogelijkheden die de veranderingen in de boekenwereld, inclusief de digitalisering, met zich mee brengt. En het klinkt ook heel wat vrolijker dan haar opmerking van een paar jaar geleden: ‘Op de een of andere manier is het e-book typisch iets voor jongens, jongens die ik graag, the boys from Digitalis zou willen noemen.’ (Mizzi van der Pluijm in NRC next, 16 april 2010).

Haar optimisme is een zegen in een boekenwereld die vaak geneigd is tot somberen, het geeft hoop.

Vernieuwen is echter makkelijker gezegd dan gedaan, zoals ook uit het vervolg van het artikel blijkt.

Want het omarmen van de vernieuwing bestaat vooralsnog uit het formuleren van vragen die naarstig een antwoord behoeven: ‘Wat wordt de rol van de boekwinkel, wat die van onlineverkoop? Wat voor mogelijkheden biedt de digitalisering aan schrijvers, redacteuren, ontwerpers en marketeers?’ En, de wat curieuze, laatste vraag: ‘Wat kunnen we […] met een fenomeen als metadata?’

Allemaal relevante vragen, maar wel een beetje een ratjetoe. Wat zijn nu de werkelijke core issues?

© Liesbeth Eugelink